-
1 pincement
pincement [pẽsmã]〈m.〉♦voorbeelden:m1) (het) tokkelen [snaren] -
2 mouiller
mouiller [moejee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nat maken ⇒ bevochtigen, invochten♦voorbeelden:→ ancre2 betrokken raken (bij) ⇒ in opspraak komen, zich compromitterenv2) 'm knijpen3) geil worden4) nat maken, bevochtigen5) aanlengen -
3 pincer
pincer [pẽsee]1 knijpen2 samenknijpen ⇒ vastklemmen, op elkaar klemmen♦voorbeelden:se faire pincer • opgepakt worden, betrapt worden; 〈 ook〉 het te pakken krijgen 〈 ziekte, verliefdheid〉♦voorbeelden:v1) knijpen2) vastklemmen3) betrappen4) snijden, door merg en been gaan5) tokkelen6) toppen [plant]7) innemen [naaiwerk] -
4 presser
presser [pressee]♦voorbeelden:rien ne presse • er is geen haast bijII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 (uit)persen ⇒ (uit)knijpen, drukken2 vervolgen ⇒ kwellen, aandringen (bij)3 verhaasten ⇒ bespoedigen, spoed zetten achter♦voorbeelden:presser les rangs • de gelederen (dicht aaneen)sluitenpresser la mesure • het tempo opvoerenpresser le pas • vlugger gaan lopen♦voorbeelden:allons, pressons • kom, laten we opschietenv1) haast hebben2) (uit)persen, (uit)knijpen3) kwellen, vervolgen4) verhaasten5) druk uitoefenen [op iemand] -
5 clef
clef [klee]〈v.〉1 sleutel♦voorbeelden:prendre la clef des champs • ertussenuit knijpenclef à molette • bahcoclef passe-partout • loperoccuper une position clef • een sleutelpositie innemenclef de répartition • verdeelsleutelclef anglaise, universelle • Engelse sleutelclef plate • steeksleutelfermer à clef • op slot doen〈 figuurlijk〉 mettre la clef sous le paillasson, sous la porte • met de noorderzon vertrekken; 〈 ook〉 verhuizengarder sous clef • achter slot en grendel bewarenmettre qn. sous clef • iemand achter slot en grendel zetten3 clef de fa, clef de sol • f-sleutel, bassleutel; g-sleutel, vioolsleutel… à la clef • met … in het vooruitzichtmaison clef en main • onmiddellijk te betrekken huisvente clef en main • verkoop van een direct te aanvaarden huisusine clef en main • bedrijfsklare fabriek→ roman1. = clé; f1) sleutel2) oplossing3) code [computer]4) houdgreep [sport]2. clefadj -
6 doux
doux [doe],douce [does]〈bijvoeglijk naamwoord; ook bijwoord, m., v.〉♦voorbeelden:préférer le doux au sec • de zoete (wijn) prefereren boven de droge2 lumière douce • zacht, gedempt lichtpente douce • licht glooiende hellingprix doux • zacht prijsjeêtre doux au toucher • zacht aanvoelenil fait doux • het is zacht weerla solitude lui est douce • hij houdt van de eenzaamheiddoux à l'oreille • aangenaam voor het oorun doux, une douce • zachtmoedig, vriendelijk mensen douce il a mieux réussi que quiconque • ondertussen heeft hij het wel verder gebracht dan menigeenfiler en douce • 'm piepen, ertussenuit knijpen= douce; adj1) zoet, zacht, flauw2) aangenaam3) zachtaardig, lief -
7 anglais
-
8 poudre
poudre [poedr]〈v.〉♦voorbeelden:poudre de riz • toilet-, talkpoederpoudre de tabac • snuiftabakpoudre effervescente • bruispoederpoudre purgative • zuiveringszoutjeter de la poudre aux yeux de qn. • iemand zand in de ogen strooienen poudre • in poedervormchocolat en poudre • cacaocafé en poudre • oploskoffiesucre en poudre • poedersuikerréduire en poudre • vermalen, fijnstampen; 〈 figuurlijk〉 de grond in boren; 〈 argumenten〉 ontzenuwenil n'a pas inventé la poudre • hij heeft het buskruit niet uitgevondencela sent la poudre • de situatie is explosieftirer sa poudre aux moineaux • zijn kruit verschietenpoudre à canon • buskruitpoudre à feu • springstofêtre vif comme la poudre • een explosief karakter hebben1. f1) poeder2) heroïne3) kruit2. poudresf pl -
9 fesse
fesse [fes]〈v.〉♦voorbeelden:montrer ses fesses • een naaktscène spelendonner sur les fesses à un enfant • een kind voor de billen geven〈 informeel〉 gare tes fesses! • hoepel eens op!il y a de la fesse ce soir • er valt vanavond iets te versieren→ peau1. f 2. fessesf pl -
10 flûte
flûte [fluut]〈v.; ook tussenwerpsel〉1 fluit♦voorbeelden:petite flûte • piccoloflûte traversière • dwarsfluit〈 figuurlijk〉 accordez, ajustez vos flûtes! • probeer het met elkaar eens te worden, op één lijn te komen!flûte! • verdorie!→ bois1. f 2. interj -
11 flûté
flûte [fluut]〈v.; ook tussenwerpsel〉1 fluit♦voorbeelden:petite flûte • piccoloflûte traversière • dwarsfluit〈 figuurlijk〉 accordez, ajustez vos flûtes! • probeer het met elkaar eens te worden, op één lijn te komen!flûte! • verdorie!→ boisadj -
12 panier
panier [paanjee]〈m.〉1 mand ⇒ korf, ben2 mandvol♦voorbeelden:1 〈 figuurlijk〉 un panier de crabes • een groep mensen die elkaar het licht in de ogen niet gunnen, een clubje vol haat en nijd〈 economie〉 panier de la ménagère • boodschappenpakket van de huisvrouw 〈 als basis voor berekening van de kosten van levensonderhoud〉panier à ordures • vuil(nis)-, afvalbakpanier à pain • broodmandjepanier à papiers • papier-, prullenmand〈 figuurlijk〉 panier percé • bodemloos vat, verkwisterjeter au panier • in de prullenmand werpenmettre dans le même panier • over één kam scherenm1) mand, korf2) mandvol -
13 prendre la poudre d'escampette
prendre la poudre d'escampettehet hazenpad kiezen, ertussenuit knijpenDictionnaire français-néerlandais > prendre la poudre d'escampette
-
14 trisser
trisser [triesee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 het op een lopen zetten ⇒ de benen nemen, ertussenuit knijpen
См. также в других словарях:
Germanic strong verb — In the Germanic languages, a strong verb is one which marks its past tense by means of ablaut. In English, these are verbs like sing, sang, sung. The term strong verb is a translation of German starkes Verb , which was coined by the linguist… … Wikipedia